Kom uit je bolwerk!
Niemand wil ze hebben. En dus bevalt Maria bij de beesten op stal en zijn het armoedzaaiers, die als eerste op kraamvisite verschijnen. Engelen zingen over vrede op aarde voor mensen van zijn welbehagen, vrede voor alle mensen die God liefheeft. Zo wordt deze kleine koning van de vrede geboren: buitengesloten, omringd door kwetsbare mensen en ook al snel opgejaagd door de machthebbers.
Anno 2022 zou de stal een afgeschermd hoekje in de winteropvang zijn. En als de eerste kreetjes van het kind zouden klinken, zouden daklozen met en zonder papieren de eerste geboortegetuigen zijn. Deze eerste geboortegetuigen zijn moe, ze hebben het koud en zien tegen de komst van nog meer koude op. Ze maken zich zorgen of ze het zullen gaan redden. We ontmoeten ze of bij onze uitgiftepunten van de Voedselbank of aan tafel bij het Straatpastoraat of in het Wereldhuis. Mensen met vluchtverhalen waar je je geen voorstelling van kunt maken. Met de nachtmerries die daarbij horen. Mensen ‘zonder vaste woon of verblijfplaats’ komen even op adem en worden warm van de koffie of de soep. In zo’n setting wordt Jezus geboren.
De Kerstboodschap is niet veranderd: we wensen elkaar de ‘Vrede van Christus’. Vrede dus voor mensen die God liefheeft. Vrede voor de mensen bij de Soepbus, voor de vluchtelingen aan onze grenzen, vrede voor de Oekraïne en voor Iran. Vrede voor de mensen die bang zijn, pijn hebben aan hun lijf en in hun ziel, mensen in rouw, mensen die zich alleen voelen, leeg zijn of murw. Voor hen is het kind geboren: Vrede van Christus zij met hen.
We vergeten vaak dat deze zegenbede ook een scherpe politieke lading heeft. De Vrede van Christus staat diametraal tegenover de pax romana van keizer Augustus. Die Romeinse ‘vrede’ betekende vooral ‘rust’, maar dan wel een rust die genadeloos en met ijzeren vuist gehandhaafd werd. Of een vrije markt zonder te veel overheidsbemoeienis, zodat rijken rustig rijker worden en betaalbare woningen schaarser. Een vrede achter muren en dichte deuren: met gesloten grenzen, in steden als bolwerken en met een winterkoudeopvang die natuurlijk nodig is maar ‘not in my backyard’.
Het kwetsbare kindje in het stro wordt nog steeds in versleten doeken gewikkeld. En nog steeds raakt zo de naakte waarheid uit beeld. Die naakte waarheid heeft niet alleen de kwetsbaarheid van een kind, maar juist zo ook een politieke scherpte die ons gevoelig kan raken. Zien we in alle gesprekken nog het kindje in die koude stal? Of gaan we al pratend en debatterend de confrontatie uit de weg met de mechanismes achter uitsluiting en armoede? Praten we om de harde afwijzing en de pijn in ons land heen? De vrede die dit kind van Kerstmis brengt, begint bij luisteren naar de verhalen en stemmen van mensen die dichtbij die naakte waarheid leven.
We kunnen dit kind en deze vrede het beste ontvangen, wanneer we onszelf ook uit de doeken doen, uit onze harnassen, bolwerken en vestinkjes, uit onze verdedigingsmechanismen stappen.
We moeten de donkere stal van ons hart ingaan,
het oude stro van boosheid en trots wegdoen,
onze handen vies maken en moeite doen
om het frisse, geurige hooi van welkom te vinden,
een kandelaar van hoop aan te steken,
en in eenvoud te wachten op de geboorte van Verwondering.
We moeten onszelf dus niet voller maken, maar juist leger. We moeten ruimte maken voor de vrede van dit kerstkind. Ruimte in onze harten en onze zielen, waar God geboren kan worden. En we moeten dan ook ruimte maken in onze stad. Ruimte die gevuld is met ‘hooi van welkom’: plekken van warmte en licht voor daklozen met en zonder papieren, voor mensen die hun energierekening niet meer kunnen betalen, voor weduwe en wees, voor vreemdeling en vluchteling. Met hun waardigheid is die van ons allemaal in het geding. Dat is de naakte waarheid. Vrede van Christus!